Gemeenten vertalen duurzaamheid in het aanpakken van de energietransitie en de circulaire economie, maar de Nationale monitor duurzame gemeenten van Telos, Tilburg University, laat zien dat sociale thema’s net zo belangrijk zijn.
Arme huishoudens en afstand tot basisscholen zijn bijvoorbeeld de afgelopen vier jaar verslechterd, in Groningen en Limburg en ook in grote steden. Een bredere kijk op duurzaamheid helpt na de verkiezingen van 2018 de juiste prioriteiten per gemeente te stellen. Er is in de monitor speciale aandacht besteed aan de betekenis van de VN Sustainable Development Goals voor gemeenten.
De monitor maakt het verschil tussen de realiteit van het Haagse Binnenhof, waar gunstige macrocijfers het beeld bepalen en die van de niet altijd even rooskleurige werkelijkheid van de 388 gemeenten in ons land zichtbaar aan de hand van 109 economische, ecologische en sociale indicatoren over de jaren 2014-2017.
Belangrijkste trends
Gemiddeld is de totaal score op duurzaamheid verbeterd van 49.2 naar 50.6%. Een score van 50% betekent dat we pas halverwege het lange termijn duurzaamheidsdoel zijn. De verbetering in het laatste jaar lijkt gering, maar omdat in de praktijk de scores zich tussen 40-60% bewegen is het een relatief grote verandering, die het gevolg is van het economisch herstel. Economisch verbeterde de duurzaamheidscore van 44.8 naar 47.0%. De ecologische score steeg van 2015 naar 2016 flink van 52.8 naar 54.1% en daar werd met een stijging naar 54.4% in 2017 maar weinig aan toegevoegd. De sociaal-culturele score profiteerde voor het eerst van het economische herstel met een bescheiden stijging van 49.5 naar 50.4%.
Kleine gemeenten scoren hoogst
Kleine groene gemeenten zoals Midden-Delfland (score 59.9), Bunnik (58.1), Vught (57.8), Rozendaal (57.8) en Bloemendaal (57.4) scoren het hoogst op duurzaamheid. Voor duurzaamheid is het streven naar grote gemeenten dan ook niet vanzelfsprekend. Het laagst scoren Pekela (40.9), Oldambt (41), Rotterdam (41.2), Emmen (42) en Delfzijl (42.1). (Zie ook www.DuurzameSteden.nl) In het algemeen scoren middelgrote en krimpgemeenten laag. De gemeenten die binnen hun categorie hun score over de afgelopen vier jaar het meeste (2.7-4.9%) wisten te verbeteren waren Almelo, Barneveld, Best, Delft, Harlingen, Hattem, Lopik, Nijkerk, Tiel en Westervoort.
Gemeenten en de regio’s
Wanneer naar de individuele gemeenten en indicatoren wordt gekeken, is het beeld minder zonnig. De recente economische groei doet het aantal verkeersongevallen flink stijgen en de afname van het gebruik van gas in de industrie stagneren. Op economisch gebied zijn over 2014-2017 grote en kleine gemeenten in de Randstad en de provincies Groningen en Limburg terug gevallen. Amsterdam deed het beter dan Rotterdam en Utrecht. In Den Haag is deze periode de economie verslechterd. De economische groei zit vooral ten ‘midden-oosten’ van de Randstad. Figuur 1: De trends 2014-2017 voor het economisch, ecologisch en sociaal domein.
Sociale knelpunten gebleven
Het beeld over de laatste vier jaar voor het sociaal-culturele domein is veel minder gunstig, zoals het rechter kaartje in figuur 1 laat zien. Het blijkt dat meer dan de helft van de gemeenten erop achteruit is gegaan in de vorm van toegenomen werkloosheid, meer gezinnen in de bijstand, afgenomen eigen vermogen, minder musea, meer verwarde personen, e.d. Ook al krabbelde een aantal gemeenten in rapportage jaar 2017 weer op, dat geldt niet voor allen. De grootste problemen doen zich voor bij krimp-, centrum- en voormalige industriegemeenten. Binnen de provincies zijn er grote onderlinge verschillen, bijvoorbeeld bij onderwijs binnen Utrecht en bij hinder binnen NoordBrabant.
De SDGs houden Nederland spiegel voor
Al gaat Nederland vooruit bij klimaat (meer elektrische laadpalen en zonnepanelen, maar weinig groei in windmolens op het land) en circulaire economie (meer hergebruik huishoudelijk afval), het tempo ligt gezien de doelen nog te laag. Een vergelijking met de VN Sustainable Development Goals (SDGs) van 2015 leert dat Nederland haar sociale ongelijkheid onvolledig in kaart brengt en de sociaal laag scorende gemeenten meer aandacht moet geven. Economische successen laten na het pieken van een technologie vaak sociale- en milieuproblemen in gemeenten achter die op de gemeenschap worden afgewenteld en hierop decennia lang hun stempel drukken. Daarbij zijn de milieuproblemen door techniek vaak makkelijker op te lossen dan de sociale. Een inclusieve samenleving leert daar evenwichtig en rechtvaardig mee om te gaan. Daarop doen de SDGs een beroep. Ze gelden niet alleen voor ontwikkelingslanden maar moeten ook door Nederland zelf meer ter harte worden genomen.
Als wordt bezien hoe goed de Nederlandse gemeenten voldoen aan de 17 SDGs (zie figuur 2) dan springen de doelen Gezondheid, Water en Klimaat er positief uit. Bij het doel Vrouwenrechten scoren Nederlandse gemeenten laag. Dit is het gevolg van het lagere salaris van vrouwen en een relatief laag aantal vrouwen in gemeenteraden. Ook op het doel Energievoorziening scoren Nederlandse gemeenten vrij laag. Dit hangt samen met een nog lage inzet van duurzame energiebronnen. Het doel Bodem en natuur laat ook een lagere score zien. Deze lagere score wordt sterk beïnvloed door de hoge emissies van stikstof en fosfaat naar de bodem en lage kwaliteit van (beschermde) natuurgebieden. Figuur 2: Duurzaamheidscores van het gemiddelde van 388 Nederlandse gemeenten op de 17 SDGs (op basis van 111 indicatoren)
De monitor is op 29 september 2017 door professor Bastiaan Zoeteman van Telos aangeboden aan Hugo von Meijenfeldt, coördinator Nationale Implementatie VN Sustainable Development Goals, Ministerie van Buitenlandse Zaken. Een aparte analyse van de SDGs voor de gemeenten werd tevens aangeboden aan burgemeester Wobine Buijs-Glaudemans van Oss, tevens ambassadeur voor de Global Sutainable Development Goals voor de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Olivier Labe, lid van de Raad van Bestuur BNG Bank, lichtte als gebruiker de betekenis van de monitor voor deze bank toe.