Gemeenten hebben, vaak zonder het te beseffen, een berg geld beschikbaar voor krachtig duurzaam energie- en klimaatbeleid. Het is het geld dat ze nu uitgeven aan groencertificaten voor inkoop van duurzame energie. Deze zogenoemde garanties van oorsprong (gvo’s) leverden ooit een waardevolle bijdrage aan de groei van hernieuwbare energie, maar hebben nu slechts symbolische waarde. Wat als we dit kapitaal inzetten om de lokale duurzame energieproductie aan te jagen en de energiemarkt klaar te maken voor de toekomst. Niet alleen om de afspraken uit het Klimaatakkoord na te komen, maar ook om samen met lokale partners invulling te geven aan de uitvoering ervan.
Lucratieve wind en zon
Inkopen van duurzame energie is tegenwoordig ‘een vinkje’. Doe je het wel of niet en kun je dat laten zien met een inkoopcertificaat. Zo’n certificaat, ook wel garantie van oorsprong (gvo) genoemd, stamt uit het tweede deel van de jaren negentig. De interesse in hernieuwbare energie groeide in die tijd sneller dan het aanbod en het gevolg was dat sommige bronnen, zoals Noorse waterkrachtcentrales, meerdere keren konden worden meegeteld in de contracten met de energiebedrijven. Om ervoor te zorgen dat een nieuw contract voor duurzame energie ook werkelijk zou leiden tot productiecapaciteit van werkelijk duurzame energie, werd een systeem in het leven geroepen. De afnemer kreeg voor een klein bedrag extra een bewijs van uniciteit van de geleverde stroom. Klimaatverbond Nederland stimuleerde haar leden en andere overheden om dit systeem te gebruiken.
Inmiddels zijn we zover dat hernieuwbare energie een onontkoombaar onderdeel is van de ‘brandstofmix’. Waar eerder de vraag bepalend was voor de groei, is de productie van wind- en zonne-energie nu al zo lucratief – onder andere door subsidies en een steeds lagere productieprijs van hernieuwbaar – dat het aanbod ‘als vanzelf’ toeneemt. De waarde van een gvo is daarmee vrijwel geheel symbolisch, een vinkje in de administratie. Die administratie zorgt dat de stroom die binnenkomst ook 100% duurzaam is en dat het besparen van energie voor het klimaat niet meer zo hard nodig is.
(Het essay gaat verder onder de foto)
Eenvoudige eerste stap
De gemeente Ede stelde zich enige jaren geleden de vraag of ze nog wel geld moesten uitgeven aan gvo’s. Kunnen we dat geld niet beter besteden? Wat zou er gebeuren als we het geld in een apart fonds stoppen, een lokaal klimaatfonds, en daar zelf een bestemming voor zoeken om de vergroening van de lokale energievoorziening te versnellen? Ede vond medestanders bij de buurgemeenten Wageningen en Barneveld en gezamenlijk gingen deze WEB-gemeenten op zoek naar antwoorden.
Al snel bleek het juridisch en financieel/zakelijk gemakkelijk te regelen om het bestaande contract open te breken en om te zetten in een ‘basislevering’ zonder groencertificaten. De gemeente kiest er dan voor om af te zien van de duurzaamheidsgarantie op de ingekochte stroom, maar uiteindelijk blijkt dit niet te leiden tot minder duurzame productie van groene stroom. Met het afzien van de gvo’s bij inkoop van stroom komt vervolgens geld vrij om in het beoogde lokale klimaatfonds te storten. Het gaat niet om klein bier; in plaats van de inkoop van certificaten voor het eigen elektriciteitsverbruik besloot de gemeenteraad om per kWh €0,01 in het fonds te storten. Zo groeit het klimaatfonds van de WEB gemeenten jaarlijks met €150.000,-. Dat is nog maar een begin. Als alle partijen die publieke diensten leveren, van gemeenten, scholen tot gezondheidszorg en andere instellingen in de regio Food Valley mee doen groeit het fonds naar een kleine 1.7 miljoen per jaar. Ruim voldoende om, in combinatie met vreemd vermogen, de hele sector publieke dienstverlening in een periode van 10 jaar van regionaal opgewekte energie te voorzien. Met als grote voordeel dat de revenuen ook nog in de regio blijven en daarmee een extra vliegwiel van investeringen in beweging brengt. Inmiddels hebben ook andere gemeenten – Houten, Heerlen en drie Drentse gemeenten – interesse getoond.
In deze video leggen de WEB-gemeenten uit hoe hun klimaatfonds werkt.
Lokale productie
Maar hoe zorg je ervoor dat je als gemeente toch bijdraagt aan de transitie naar volledig hernieuwbare energie? Daar biedt het lokale klimaatfonds vele mogelijkheden voor. Allereerst kun je nieuwe en bestaande klimaatinitiatieven in je eigen regio ondersteunen. De eerste gedachten van de WEB-gemeenten gingen, vanzelfsprekend, naar bijdragen in de investeringen in nieuwe lokale opwekcapaciteit. In de drie gemeenten liggen plannen klaar en er bestaat een energiecoöperatie die in staat is om windmolenparken en zonnevelden te ontwikkelen en te exploiteren. Die ondersteuning kan bestaan uit ondersteuning van de organisatie, in subsidiëring of in financiële deelname als aandeelhouder. Minstens zo aantrekkelijk voor de coöperatie (of andere lokale producent) is een garantie dat de geproduceerde stroom of de warmte wordt afgenomen. Daarmee is het principe achter de gvo’s weer terug – door duurzame energie lokaal in te kopen, stimuleer je de lokale opwek ervan. De regio wordt er zelf beter van door met de ontstane middelen in lokale duurzame initiatieven te investeren. De winst blijft in de regio en versnelt de noodzakelijke verduurzaming van de samenleving.
(Het essay gaat verder onder de foto)
Toekomstbestendig energieverbruik
De beschikbaarheid van een lokaal klimaatfonds prikkelde de creativiteit van de deelnemende gemeenten. Want er zijn natuurlijk veel meer maatregelen te bedenken die bijdragen aan het stabiliseren van het klimaat en aan een toekomstbestendige energievoorziening. Ook die verbeteringen kunnen vanuit het lokale klimaatfonds worden ondersteund.
We weten bijvoorbeeld dat hernieuwbare energie – zon en wind – een grillig aanbodpatroon heeft. Dat vraagt om een hoge mate van flexibiliteit. Op dit moment gaat veel aandacht uit naar opslagsystemen of (fossiele) backup capaciteit. Minder aandacht is er voor de andere kant van het energiesysteem: de vraagkant. Het energieverbruik van de gemeente leent zich uitstekend voor flex-oplossingen. Door de opgewekte energie vooral te gebruiken op momenten dat er veel aanbod is kun je het wisselend aanbod opvangen en is het energiesysteem ‘in zichzelf’ in balans. Zo hebben veel plattelandsgemeenten een groot persriool met vele honderden elektrische rioolpompen. Die kun je tijdelijk ‘uit’ zetten, zonder dat er meteen iets vervelends gebeurt. Als je ze na een dag weer aanzet pompen ze het voorraadje gewoon weg. Het is maar een van de vele voorbeelden van balancering. Ook andere energiegebruikers kun je uitzetten als elektriciteit schaars is en weer aan als er overvloed is. Denk bijvoorbeeld aan het opwarmen van scholen en sporthallen. Bijkomend voordeel is dat je de energie gebruikt als de elektriciteitsprijs laag is. Ook kan deze balancering drukte op het elektriciteitsnet en daarmee de netcongestie verminderen. Het lokale klimaatfonds is daarmee ook een instrument om te investeren in flexibel gebruik en het elektriciteitssysteem van de toekomst.
(Het essay gaat verder onder de foto)
Energieke samenleving
Wat voor de gemeente geldt, geldt voor iedereen in de samenleving. Energiebedrijven bieden nu al stroom aan tegen daltarief, om de vraag evenwichtiger te maken. Dit zogenoemde piekscheren zou wel eens een van de motoren van het toekomstige duurzame energiesysteem kunnen worden. Een vooruitziend gemeentebestuur neemt hierin de leiding en wacht niet tot energiemaatschappijen hier publiekelijk aandacht voor gaan vragen. De gemeente heeft tal van mogelijkheden om de samenleving in beweging te krijgen. Denk aan de semi-overheidsgebouwen – scholen, sporthallen, bibliotheken – waar zij direct of indirect de energievraag kunnen sturen. Maar de hun invloed gaat verder. Een groot aantal bedrijven en organisaties heeft een publieke taak en voor gemeenten is het heel gebruikelijk om met hen samen te werken. Zij kunnen hun elektriciteitsvraag flexibel instellen. Het zal ze ook financieel geen windeieren leggen. Financieel voordeel dat ze, voor een deel, kunnen storten in het lokale klimaatfonds.
Uitdaging voor nieuwe gemeenteraad
Het is een mooi vooruitzicht dat de gemeente door een kleine ingreep – het vinkje gaat van ‘gvo’ naar ‘klimaatfonds’ – geld vrijmaakt om het stuur van de lokale energiemarkt in handen te nemen. Die kleine ingreep start met een keuze voor lokale duurzame energie. Om dat te realiseren kunnen B&W en de gemeenteraad het bestaande beleid kritisch onder de loep nemen en bereid zijn oude en uitgewerkte instrumenten, zoals de gvo’s, te vervangen door nieuwe en krachtigere opvolgers. Het lokale klimaatfonds zorgt voor een sterke lokale ontwikkeling en verlegt de sturing van de markt naar de overheid. Een mooie uitdaging voor de nieuwe gemeenteraden en -besturen.