Om ervoor te zorgen dat de energietransitie alle Nederlanders bereikt is verbinding nodig tussen de doelen van de overheid, duurzame oplossingen van marktpartijen en de behoeften van bewoners. Met name op het gebied van de transitie naar klimaatneutrale wijken zijn hier de gemeenten aan zet. Ze hebben als het goed is allemaal een transitievisie warmte opgesteld en staan nu aan de lat voor de vertaling van de visies naar wijkuitvoeringsplannen.
De overschakeling van fossiele naar duurzame elektriciteit en warmte lijkt een klusje voor een Gemeentelijk Energiebedrijf, zou je zeggen. GEB’s ontstonden eind 18e, begin 19e eeuw, als openbaar bedrijf ten dienste van het algemeen belang, om de productie en distributie van (stads)gas en elektriciteit op een rechtvaardige manier te organiseren. Later speelden ze ook een rol in de overschakeling van stadsgas naar aardgas. Inmiddels hebben de gemeenten hun energiebedrijven verkocht. Nu we voor de enorme omschakeling naar een duurzame energievoorziening staan dringt de vraag zich op: Hoe krijgen we duurzame energieoplossingen weer dichtbij huis én voor iedereen betaalbaar en beschikbaar? Daarvoor is gericht samenspel van de overheid, de markt en georganiseerde bewoners noodzakelijk. Daar is een lokale of regionale aanpak onmisbaar. Via verschillende routes is het ‘ouderwetse’ nutsbedrijf aan een revival bezig.
Verweesde energieconsument
In 2006 bepaalde het Rijk bij wet dat elektriciteitsopwekking en -levering van elkaar gescheiden moesten worden. Deze Wet onafhankelijk netbeheer, in de volksmond de ‘Splitsingswet’, had als achterliggende gedachte dat iedere burger de vrijheid moest hebben om haar of zijn energieaanbieder te kiezen. Bij zo’n vrijheid paste niet de verplichte winkelnering bij de netbeheerder van deze aanbieder. Veel gemeenten en provincies deden vervolgens hun aandelen in de energieproductiebedrijven van de hand. In 2009 gingen Nuon en Essent van publiek naar privaat bezit en in 2019 zetten ook de aandeelhouders van Eneco, na heftig maatschappelijk debat, deze stap. Het leverde de overheden een flink geldbedrag op. Maar belangrijker gevolg van de uitverkoop was dat de nauwe relatie tussen energieleverancier en gemeente werd doorgesneden en dat elektriciteit en gas geen nutsvoorziening meer zijn maar een puur commerciële producten verhandeld op een geliberaliseerde energiemarkt.
Een deel van de inwoners redt zich prima als consument op deze energiemarkt. Ook als de overheid ze vraagt om over te stappen op duurzame energie en zuiniger gebruik weten zij de weg. Zij hebben voldoende geld, tijd en kennis om zelf afwegingen te maken en stap voor stap over te schakelen op de energiebronnen van de toekomst. In de energietransitie in de gebouwde omgeving vertrouwt de overheid op deze marktkracht. Maar veel mensen met een gebrek aan geld, tijd, interesse of kennis zijn niet in staat om de verduurzamingsslag op eigen kracht te maken. Ze hebben bovendien onvoldoende vertrouwen in marktpartijen, die in hun ogen vooral uit zijn op winst. Zij kiezen mede daardoor liever voor de laagste prijs dan voor meer duurzame opties. De verplichting door de overheid om van het aardgas af te gaan kan ook al niet op een juichende ontvangst rekenen. In deze transitieperiode is het nodig om met lokale partners een aanpak te ontwikkelen die kan doordringen tot deze verweesde energieconsumenten en hen een volwaardige plaats in de transitie kan geven. Dat vraagt om een maatschappelijk samenspel tussen overheid, markt en (georganiseerde) burgers die de revenuen van de energieverkoop grotendeels terugbrengen in de lokale gemeenschap, door te investeringen in energiezuinige woningkwaliteit en een duurzame leefomgeving.
Duurzame pioniers
Voor een deel is het wantrouwen van consumenten begrijpelijk. De markt nodigt uit tot cowboygedrag. Maar er zijn lichtpuntjes. Want niet álle publieke energiebedrijven zijn volledig in commerciële handen. Het is als in de verhalen van Asterix en Obelix: “Bijna heel Gallië is veroverd door het Romeinse leger. Alleen een klein dorpje aan de kust biedt nog weerstand.” Vervang ‘heel Gallië’ door ‘de hele energiewereld’ en ‘het Romeinse leger’ door ‘de markt’ en je ziet maatschappelijke ondernemers in de rol van ‘weerstand biedend dorpje’, handelend vanuit het publieke belang. Hieronder twee voorbeelden.
Een van deze rebellen of, beter, duurzame pioniers is het publieke afval- en energiebedrijf HVC. HVC, van oorsprong een afvalbedrijf, dat bij de verbranding van afval ook elektriciteit en warmte opwekt, ontsprong de privatiseringsdans in de energiewereld en is nog altijd in publieke handen. En daar kunnen de aandeelhouders, 48 gemeenten en 8 waterschappen (in Noord en Zuid Holland en Flevoland), veel profijt van hebben. Ze beschikken over een ‘eigen’ warmtebedrijf met brede expertise, dat als stabiele partner kan fungeren bij de gemeentelijke warmtetransitie in de wijken en het behalen van de doelen van het klimaatbeleid. Dit beleid is complex en gevoelig, en de overheid heeft baat bij ondersteuning op armlengte.
Energie uit afval en andere warmtebronnen zoals geothermie, is een uitkomst nu we zo snel mogelijk van het aardgas af willen. HVC voelt zich als maatschappelijke onderneming in publieke handen ook verantwoordelijk voor het ondersteunen van de transitie en het ontwikkelen van de benodigde innovatieve oplossingen. In samenwerking met de gemeenten ontwikkelt HVC op dit moment een Programma Wijkaanpak om de warmtetransitie voor particuliere bewoners te regisseren. Volgens programmaleider Ciska Hoogeveen kan HVC die transitie niet alleen fiksen: “Er spelen vragen over bewonersparticipatie, uitvoering en beheer, en financiering. Wij zoeken partners die deze vragen met ons kunnen beantwoorden. Voor ons is van belang om de warmtetransitie zowel efficiënt als rechtvaardig te organiseren.”
Partnerrelaties
De wijkaanpak die HVC momenteel ontwikkelt, vertoont veel gelijkenis met de Maatschappelijke Energiediensten Organisatie (M-EdO), die Klimaatverbond Nederland samen met haar partners de afgelopen jaren in de steigers heeft gezet. De kern ervan zit in een wijkgerichte verduurzaming, waarbij het collectieve belang – energiezuinige, aardgasvrije wijk – gecombineerd wordt met het individuele belang – betaalbare en betrouwbare energievoorziening achter iedere voordeur. Deels gaat het hierbij om een fysieke opgave: pijpen, putten en pompen die de grond in moeten en aansluitingen naar de verschillende woningen. Een forse renovatie, dus. Maar de uitdaging in het sociale domein is zo mogelijk nog groter: “Hoe zorgen we er voor dat iedereen die mee moet, ook mee wíl, mee kan en mee gaat?”
De 48 gemeenten zijn meer dan alleen aandeelhouders. HVC ondersteunt ambtelijke teams die zich expliciet richten op de warmtetransitie met kennis en het delen van opgedane leerervaringen. Daardoor is HVC meer dan een leverancier van warmte. Ze is bereid te investeren in de ondersteuning van het gemeentelijke team gedurende het gehele ontwikkelproces van de wijktransitie, van standpunt- en beleidsformulering tot en met uitvoering en beheer. De kunst daarbij is, volgens HVC, om een contingentenaanpak, waarin voor één type woning een standaardoplossing wordt bedacht, te combineren met maatwerk dat zich meer richt op afwijkende woningtypen en -inrichtingen en op de individuele behoeften van bewoners. Veel gelijksoortige woningen zorgen voor massa, terwijl voor afwijkende woningen in particulier bezit een passend aanbod moet worden gezocht. Woningcorporaties kunnen in dit proces een aanjaagrol vervullen. Van de gemeente verwacht HVC dat ze de regie voert, keuzes maakt en knopen doorhakt. Vervolgens zijn voor specifieke onderdelen andere partners nodig.
Op dit moment kijkt HVC of een grote bouwonderneming samen met haar kan zorgen voor de bouwregie; wat is er, zowel bouwkundig als installatietechnisch, nodig voor de aansluiting van een particuliere woning. Hoogeveen: “We zoeken met hen naar een voor beide partijen werkzame relatie die wederzijds voor zekerheden zorgt. Normaal werken zulke bedrijven in een opdrachtnemersrol, maar wij vragen van hen om als volwaardige partner in te stappen.” Als andere potentiële partners denkt HVC aan lokale energiecoöperaties en installatiebedrijven.
Een groot voordeel van een integrale aanpak met een eenduidige regie is dat de bewoners snel en gericht betrokken kunnen worden. Als bewoners (te) veel mensen over de vloer krijgen is het risico aanwezig dat ze participatiemoe worden, zeker als de financiering nog onduidelijk is en niet alle technische vragen direct beantwoord kunnen worden. “Dat moet beter,” aldus Hoogeveen. “Daar kan de gemeente en mogelijk ook een lokale energiecoöperatie voor een herkenbaar en betrouwbaar beeld zorgen.”
Bewoners en woning centraal
Naast dit van oorsprong publieke energiebedrijf steken andere pioniers de kop op om het gat tussen overheid, markt en verweesde burgers te dichten. Een van deze pioniers, Energie Samen Rivierenland, heeft in de acht gemeenten waarin ze het energieloket beheert aangeboden om het proces van de lokale energietransitie vorm te geven. De energiecoöperatie ziet de onmacht bij de gemeente en de markt om maatwerk te combineren met een collectieve aanpak in de wijken. Als vereniging van georganiseerde burgers is hun focus op het ondersteunen van de lokale overheid en inwoners bij de energietransitie.
Waar HVC de warmteopgave in de gemeente als vertrekpunt heeft, zet Energie Samen Rivierenland (ESR) de ‘bewonersreis’ centraal. In die reis worden de bewoners begeleid en zijn betrouwbaarheid en continuïteit leidend. Daarbij gaat de energiecoöperatie samenwerkingsrelaties aan met publieke en private partners op het gebied van techniek, financiering en sociale vraagstukken. Samen met de gemeente zorgt ESR voor een stevige onderliggende structuur. Deze structuur zet een duidelijke knip tussen ontzorgende en ondersteunende activiteiten (informatie, licht advies en coaching) en commerciële activiteiten. Ook kan een goede structuur helderheid brengen in de relatie tussen overheid en markt, zodat de bewoner probleemloos van advies naar aanbod en uitvoering kan gaan.
ESR neemt daarbij vanuit het energieloket de regie en legt nadrukkelijk verbinding met uitvoerende marktpartijen. Ze stelt woningdossiers op voor de bewoner, die dit vervolgens overdraagt naar een samenwerkingsverband van commerciële aanbieders. ESR stemt de planning zorgvuldig af met de partners om te voorkomen dat er, bijvoorbeeld door capaciteitstekort, grote wachttijden ontstaan tussen het advies en de uitvoering. Dit is namelijk een van de afbreukrisico’s in dit soort langdurige samenwerkingsprojecten.
Work in progress
Zowel HVC als Energie Samen Rivierenland staan aan het begin van een spannend proces, waarin nog veel vragen zullen opdoemen. In dat proces is het maatschappelijk samenspel tussen overheid, georganiseerde burgers en sociale ondernemers het anker. Andere pioniers die deze route verkennen zijn er volop, zoals de energiecoöperatie Woon Duurzaam in de gemeente Haarlemmermeer en tien gemeentes in Utrecht en Gelderland die, met een European City Facility subsidie en ondersteund door Klimaatverbond Nederland, de samenlevingsroute en de vorming van een maatschappelijk energiediensten organisatie (M-EdO) verkennen. Daarmee breken ze met de op veel plaatsen gekozen route van uitbesteding aan marktpartijen en kiezen ze voor een hecht lokaal samenspel. Noem het Nutsbedrijf 2.0.